Vandaag is het 45 jaar geleden dat John Lennon samen met Yoko Ono de opvolger van Imagine uitbracht: Sometime In New York City. Een voornamelijk politiek gearrangeerd album dat verscheen als dubbel-lp, waarvan de tweede plaat een live-album was. Lennon en Ono waren inmiddels verhuisd naar New York waar ze de rest van Johns leven zouden blijven wonen. Het paar kwam in contact met de band Elephant’s Memory die de begeleiding tijdens de opnames voor hun rekening namen.
De eerste lp was dus een nieuw studioalbum met politiek georiënteerde songs van zowel John als Yoko. Dat was natuurlijk geen onbekend terrein voor het echtpaar. Bij The Beatles was Lennon al het meest politiek betrokken bandlid, in 1969 hield het paar ‘bed-ins’ voor de wereldvrede, en eerder schreef Lennon al protestsongs als Give Peace A Chance en natuurlijk Imagine. De teksten voor dit album waren voornamelijk geïnspireerd op de actualiteit van begin jaren ‘70. Zo gaat Attica State over de rellen in de gelijknamige gevangenis, omdat gevangenen daar in erbarmelijke omstandigheden leefden. Sunday Bloody Sunday (11 jaar later zou U2 een hit scoren met een gelijknamig nummer over dezelfde gebeurtenis) en The Luck Of The Irish gaan over de gespannen situatie in Noord-Ierland in dat jaar. In hetzelfde jaar bracht zijn oude Beatles-collega en schrijverspartner Paul McCartney met zijn band Wings ook een protestsong uit om op te komen voor de Ieren: Give Ireland Back To The Irish – dat door de BBC werd geboycot.
John Sinclair gaat over de gelijknamige dichter die werd opgepakt omdat hij een undercoveragent twee joints had aangeboden. Hij kwam echter niet lang na het verschijnen van het album weer vrij, terwijl hem eerst een celstraf van tien jaar was opgelegd. Een ander personage dat voorbijkomt is het nummer Angela over een zwarte mensenrechtenactiviste die ook onterecht tot celstraf werd veroordeeld. En dan was er nog een controversiële single: de albumopener Woman Is The Nigger Of The World. Een protestsong over seksisme, maar vanwege het controversiële N-woord kwam het Lennon op veel kritiek te staan.
Het album bevat dus zowel teksten als leadzang van zowel John als Yoko. Hierdoor is de kwaliteit van het album erg wisselvallig. Lennons songs zijn op zich vrij sterk, en een nummer als New York City klinkt anno 2017 nog altijd fris. De bijdrage van Yoko was echter wisselend. Kwalitatief pakt eigenlijk alleen het duet Angela en haar song We’re All Water goed uit. Terwijl ze in 1980 bewees op Double Fantasy dat ze wel degelijk aardige popsongs kon produceren.
De tweede lp was een vreemd samengesteld live-album, waarvan de versies van Cold Turkey en Don’t Worry Kyoko al in 1969 waren opgenomen tijdens een benefietconcert voor Unicef in Londen. De tweede kant is een jamsessie met Frank Zappa en zijn The Mothers Of Invention in juni 1971. Hiervan zijn Well (Baby Please Don’t Go) en Scumbag best aardig, maar de overige twee tracks gaan ten onder aan het experimentele gekrijs van Yoko.
45 jaar later is Sometime In New York City nog steeds een vreemde eend in de bijt in het solo-oeuvre van Lennon. Maatschappelijk betrokken songs lagen Lennon wel, maar de bijdrage van Yoko was hier niet zo sterk als op het latere Double Fantasy – waardoor dit misschien wel het minste studioalbum van Lennon uit de jaren ’70 is. Maar zoals vaak bij legendes van deze status is ook op een mindere plaat altijd iets te vinden dat de moeite waard is.