Op 7 mei 1972 werd het dubbelalbum Exile On Main St. van The Rolling Stones in de Verenigde Staten uitgebracht op het eigen Rolling Stones Records-label. Vijf dagen later, op 12 mei, waren Europa en de rest van de wereld aan de beurt. Exile, zoals we de plaat verder noemen, is het tiende studioalbum van de band in Groot Brittannië.
De vijf Rolling Stones-leden woonden in deze periode vanwege belastingtechnische redenen allemaal in Frankrijk, omdat de toen in het Verenigd Koninkrijk heersende Labour-regering van Harold Wilson de belastingtarieven voor grootverdieners flink had verhoogd, namelijk naar 93 procent (!); de mannen zouden daarom bijna niets overhouden van hun zuurverdiende geld als ze in het VK zouden blijven wonen en bovendien was er een grote kans dat dan beslag gelegd zou worden op hun onroerend goed. De enige die daar geen last van had was Mick Taylor, omdat hij nog niet zo lang lid van de band was en dus ook nog niet zoveel had verdiend als de rest (met Mick & Keith uiteraard als de grootverdieners, omdat zij vrijwel alle songs hadden geschreven).
Mick Jagger en zijn nieuwe bruid Bianca verhuisden naar Parijs; Bill Wyman, Mick Taylor en Charlie Watts verhuisden naar Zuid-Frankrijk. Keith Richards huurde sinds 1970 een villa, Nellcôte genaamd, in het plaatsje Villefranche-sur-Mer, in de buurt van Nice. Besloten werd om hier, in de kelder (met meerdere ruimten) van de villa, de opnames van de nieuw geschreven songs voor het nieuwe album te maken, met behulp van de eigen mobiele studio van de Stones, The Rolling Stones Mobile, die naast het huis werd geparkeerd.
De opnames
Vanwege Richards’ steeds erger wordende heroïneverslaving was hij vaak niet of veel te laat aanwezig. Soms sliep hij gewoon meer dan een dag lang en als hij dan wakker werd hoorde hij dat er door een of meer van de anderen in de studio gewerkt werd of dat het stil was. Toen Keith zijn zelf te zingen song Happy wilde opnemen, waren alleen saxofonist Bobby Keys en producer Jimmy Miller aanwezig. Miller (een uitstekend drummer) speelde de drums en Keys op zijn baritonsax. Bill Wyman vond de vanwege de zomerse temperaturen vaak erg vochtige kelderstudio helemaal niets, hij werd op de originele hoes vermeld bij acht songs, maar beweerde zelf in een interview dat hij op meer songs heeft gespeeld. Op de speciale dubbel-cd-versie uit 2010 staat zijn naam overigens bij alle songs vermeld.
Jimmy Miller werd dus opnieuw als producer aangetrokken, wat hij al sinds Their Satanic Majesties Request (1967) deed. Veel van de opnames werden in villa Nellcôte gemaakt, maar tussen 1969 en 1971 ook in de Olympic Studios in Londen en Jaggers toenmalige landhuis Stargroves in Engeland tijdens de sessies voor Sticky Fingers. In de documentaire Stones In Exile (2010) gaan Mick en Charlie Watts terug naar beide locaties, waarbij Jagger veel herinneringen heeft die Watts niet heeft; wel zijn ze er zeker van dat in deze studioruimten van veel songs de basis werd gelegd. Ook werden opnames gemaakt in Sunset Sound Recorders in Los Angeles, hierbij gaat het vooral om overdubs (piano, toetsen, gitaren), achtergrondzang en verschillende leadzangpartijen. De opnamesessies begonnen in oktober 1970 en gingen verder tussen juni 1971 en maart 1972. De opnametechnici waren Andy Johns, Glyn Johns, Jeremy Gee en Joe Zaganno.
Er werden veel meer songs opgenomen dan op het uiteindelijke album terechtkwamen. Keith Richards werkt graag zo: neem twintig versies van een song op, en later doe je hetzelfde en daarna wordt dan bepaald welke take het beste is, die wordt dan verder uitgewerkt. Zowel Keith als Mick bemoeiden zich afzonderlijk met de mix en daarna vochten ze onder elkaar uit welke mix ze het beste vonden, wat niet altijd gemakkelijk ging. In de eerder genoemde documentaire zei Keith het als volgt: “Mick is Rock en ik ben Roll!”.
In totaal bivakkeerden de Stones ongeveer negen maanden op en af in villa Nellcôte. Omdat dit grote huis veel kamers verspreid over meerdere verdiepingen had, konden naast Keith, zijn vriendin Anita Pallenberg en hun zoon Marlon, ook de andere muzikanten met aanhang plus de technici en andere bezoekers zonder problemen verblijven. Door het grootschalige drugsgebruik en de vele voorhanden zijnde drank en etenswaren had de villa een grote aantrekkingskracht op ‘vrienden’. Op een gegeven moment zaten alle aanwezigen gezamenlijk tv te kijken, terwijl niemand merkte dat er toen acht gitaren plus een saxofoon werden gestolen! Zoals gemeld woonden de andere Stones-leden elders, zodat zij niet altijd aanwezig konden zijn. Zo moest Charlie Watts minstens zeven uur rijden om van zijn huis naar Nellcôte te komen. Hij bleef dan ook altijd minstens een paar dagen. Mick Jagger was het vaakst niet aanwezig, dit vooral vanwege de zwangerschap van Bianca.
Studiomuzikanten
Aan de totstandkoming van Exile werkten tal van studiomusici mee, de meeste in L.A.: Nicky Hopkins – piano, Bobby Keys – saxofoon, percussie op Happy, Jim Price – trompet, trombone, orgel op Torn And Frayed, Ian Stewart – piano op Shake Your Hips, Sweet Virginia en Stop Breaking Down, Jimmy Miller – drums op Tumbling Dice (het outro), Happy en Shine a Light, percussie op Sweet Black Angel, Loving Cup, I Just Want To See His Face en All Down The Line, Bill Plummer – contrabas op Rip This Joint, Turd op the Run, I Just Want To See His Face en All Down The Line, Billy Preston – piano en orgel op Shine A Light, Al Perkins – pedal steel gitaar op Torn And Frayed, Richard Washington – marimba op Sweet Black Angel, Clydie King en Venetta Fields – backing vocals op Tumbling Dice, I Just Want To See His Face, Let It Loose en Shine A Light, Joe Green – backing vocals op Let It Loose en Shine A Light, Gram Parsons – backing vocals op Sweet Virginia, Chris Shepard – tamboerijn op Turd On the Run, Jerry Kirkland – backing vocals op I Just Want To See His Face en Shine A Light, Mac Rebennack (a.k.a. Dr. John), Shirley Goodman en Tami Lynn – backing vocals op Let It Loose, Kathi McDopald – backing vocals op All Down The Line.
Dubbelalbum
Omdat er zoveel nieuw materiaal was geschreven en opgenomen, werd besloten om de uiteindelijk achttien geselecteerde songs op een dubbelalbum te zetten. Vijftien songs werden geschreven door Mick en Keith, eentje (Ventilator Blues) door hen met Mick Taylor en de andere twee zijn covers: Shake Your Hips (geschreven door James Moore, beter bekend als Slim Harpo) en Stop Breaking Down (van blueslegende Robert Johnson).
Voorafgaand aan de albumrelease was in april 1972 de single Tumbling Dice uitgebracht, dat al snel een grote top 10-hit werd aan beide kanten van de oceaan. Het album bevat meerdere muziekstijlen, naast typische Stones-bluesrock ook heavy rock, blues, country en zelfs gospelinvloeden.
Kant A opent met Rocks Off, gevolgd door Rip This Joint, Shake Your Hips, Casino Boogie en Tumbling Dice. Kant B: Sweet Virginia, Torn And Frayed, Sweet Black Angel en Loving Cup. Kant C: Happy, Turd On The Run, Ventilator Blues, I Just Want To See His Face en Let It Loose. Kant D tenslotte: All Down The Line, Stop Breaking Down, Shine A Light en afsluiter Soul Survivor. De totale speelduur is 67:07, wat betekende dat de cd-versie gemakkelijk op één disc past.
Voor het hoesontwerp bezochten de Stones diverse boekwinkels in L.A. om naar geschikt fotomateriaal voor de hoes te zoeken. Mick Jagger wilde dat de hoes duidelijk maakte dat de bandleden als het ware op de vlucht waren, die de blues als middel gebruikten tegen de wereld. Naast foto’s uit fotoboeken (vooral uit de jaren vijftig) werd fotograaf Robert Frank benaderd om de bandleden te fotograferen. Bijzonder is dat hij dit deed met een super-8 filmcamera! Voor het totale hoesontwerp zijn John Van Hamersveld en zijn fotograferende partner Norman Seeff verantwoordelijk.
Exile werd niet alleen op vinyl uitgebracht (de eerste persing inclusief twaalf geperforeerde ansichtkaarten, waarop de bandleden in verschillende poses staan afgebeeld), maar ook op dubbele muziekcassette, dubbele 8-track cassette en dubbele ‘reel to reel’ tapes, zowel in stereo als in mono. In 1986 kwam het album voor het eerst op cd uit, in 1994 gevolgd door een geremasterde versie. Omdat de distributiedeals van Rolling Stones Records na verloop van tijd steeds weer door een andere ‘major’ maatschappij werden overgenomen, kwamen met name de cd-versies uit op labels als CBS/Sony, Virgin, Polydor en Universal. In 2010 kwam er een dubbel-cd-versie uit, met op de tweede disc tien outtakes (zoals Title 5) en niet eerder verschenen versies van songs van Exile, allemaal geschreven door de Glimmer Twins. Ook verscheen een uitgebreide dvd/blu-ray met daarop de eerder genoemde documentaire Stones In Exile.
Ontvangst
De muziekpers was in 1972 niet onverdeeld positief over Exile. Verscheidene recensenten vonden dat de band zich beter tot een enkel album had kunnen beperken en ook werd vaak geschreven dat er teveel muziekstijlen aan bod komen op de plaat. Wellicht door het grote verkoopsucces en de populariteit onder zowel de gewone muziekliefhebbers als de Stones-fans werd het album steeds vaker geroemd en eind zeventiger jaren werd het vrij algemeen beschouwd als het beste album van de band. Een mening die nog steeds veelvuldig wordt verkondigd; Exile staat dan ook niet voor niets hoog in de diverse lijsten van beste albums, zoals nummer zeven in de top 500 van beste albums volgens het blad Rolling Stone.
Exile On Main St. bereikte in veel landen de nummer één positie op de albumlijsten: Groot Brittannië, Verenigde Staten, Canada, Noorwegen, Spanje en Nederland. Nummer twee o.m. in West-Duitsland, Zweden en Australië. De 2010 2cd-versie behaalde nummer één in het VK, Zweden, Schotland en Noorwegen, terwijl nummer twee de hoogste positie was in de VS, Nederland, Frankrijk, Griekenland en Spanje. In het VK, de VS en Australië kreeg de band een platinaonderscheiding voor het album. Goud was er in Italië en Nieuw-Zeeland. Wereldwijd zijn er ruim acht miljoen exemplaren van Exile verkocht. Na de release ging de band uitgebreid toeren door de VS en Canada, waar ze al drie jaar niet geweest waren.